Maatschappelijk werker Joeri vindt nieuw perspectief bij spoorwegen
Joeri Ryckaseys (29) studeerde ooit maatschappelijk werk maar heeft nu een job met veel afwisseling bij de spoorwegen. Hij heeft zijn hart verloren aan de jacht op fossielen, de natuur, de Egyptische cultuur. En aan zijn lieftallige vrouw Jolien natuurlijk. Een stage in Peru liep een diepe indruk op hem na. “Het leven in Peru is een stuk minder zeker”, weet Joeri. “Dat verklaart wellicht mee waarom Peruvianen zo goed beseffen dat ze de ander nodig hebben.”
Joeri, in 2013 heb je een aantal maanden stage gedaan in het Latijns-Amerikaanse land Peru. Vanwaar die keuze?
Joeri Ryckaseys: “Toen ik mijn studies sociaal werk aan het doen was, liep ik stage bij het OCMW in Oostende. Maar die stage lag me niet zo. In mijn derde jaar kreeg ik de kans om stage te lopen in het buitenland, en dan nog wel in Peru! Het Peruviaanse netwerk Otra Cosa bood me die kans. Otra Cosa doet aan opbouwwerk op diverse plekken in Peru: dat gaat van het begeleiden van delinquente jongeren en werken in sloppenwijken tot het geven van surflessen en meewerken in een dierenasiel. Mijn verblijf in Peru stelde me in staat om kennis te maken met de oude en moderne cultuur van het land, een droom die werkelijkheid werd.”
“In Peru werd ik geraakt door de grote solidariteit onder de mensen. Ze hebben niks maar staan altijd klaar voor anderen. In zo’n land ga je snel de luxe en het comfort van België relativeren. Je smartphone of internet betekenen daar veel minder, want geregeld is er toch geen stroom. Je moet ook alles op de plaatselijke markt kopen en de meeste levensmiddelen kan je niet lang bewaren. Gevolg: je denkt goed na wat je wel of niet nodig hebt. Iets typisch Belgisch als chocolade is daar eerder een luxeartikel.”
“Tijdens mijn buitenlandse stage was ik voor een keer de vreemdeling. Ik moest me daar inburgeren. Mijn gewoonten waren voor de Peruvianen soms best bizar. Ik herinner me hoe ik daar een meisje aansprak met ‘mevrouw’, maar dat wordt daar aangevoeld als een belediging. België wordt mettertijd steeds diverser: door mijn verblijf in Peru sta ik meer stil bij de vraag hoe ik overkom bij medemensen met andere roots. Ik probeer intercultureler te denken dan ik vroeger deed. We mogen best wat bescheidener worden op dat vlak.”
Veel minder gestresseerd
Vertel ’s wat meer over de verschillen tussen Belgen en Peruvianen?
Joeri: “De doorsnee Peruviaan is veel minder gestresseerd dan de gemiddelde Belg. Lukt iets vandaag niet? Dan gebeurt het morgen wel. Peruvianen kunnen het ook veel beter aan als er iets misgaat, als de bus niet opdaagt of als de weg versperd is. Het zijn geen zageventen, tenzij misschien als ze zat zijn (lacht). Op tijd komen is niet hun sterkste punt. Maar ze zijn wel enorm hulpvaardig: als je daar autopanne hebt, schieten ze meteen ter hulp. Hier zullen mensen eerder sceptisch toekijken of andermans pech filmen met hun smartphone.”
“Het leven in Peru is een stuk minder zeker, en dat verklaart wellicht mee waarom ze zo goed beseffen dat ze de ander nodig hebben. Ik heb ook ervaren dat Peruvianen genereuze mensen zijn: als ze horen dat je naar hun land bent gekomen om te helpen, waarderen ze dat enorm. Soms moet je dan bijvoorbeeld minder betalen in een plaatselijk eethuis.”
“In sommige sloppenwijken in Peru is het wel uitkijken geblazen. Daar kan je beter niet gaan rondlopen als gringo, want dan riskeer je verwensingen naar je hoofd te krijgen geslingerd of te worden uitgedaagd. Soms opereren er ook bendes. Geen wonder, met de diepe armoede daar. Positief is dat je snel ‘familie bent’ als je het vertrouwen van een Peruviaan kan winnen.”
“Aan mensen die ook naar Peru willen reizen zou ik aanraden om zich niet te laten afschrikken door wat reisgidsen vertellen. Babbel gewoon met de lokale mensen en luister naar wat zij aan- of afraden. Blijf weg uit grote hotelketens en ga logeren in een simpel pensionnetje.”
Je bent afgestudeerd als maatschappelijk werker. Wat heeft je bewogen om die opleiding te volgen?
Joeri: “Werken met mensen heeft me altijd al aangetrokken. Als jonge knaap heb ik even overwogen om egyptologie te studeren aan de universiteit, maar dat leek me te hoog gegrepen. Het werd iets praktischer, de opleiding maatschappelijk werk aan de hogeschool Howest in Brugge, een studie van vier jaar. Daar leerde ik trouwens mijn vriendin Jolien kennen, met wie ik op 24 augustus 2018 ben getrouwd!”
“In de opleiding maatschappelijk werk leer je omgaan met allerlei soorten mensen: armen en rijken, daklozen, drugsverslaafden, noem maar op. De opleiding heeft me ook sterk gevormd op maatschappelijk en politiek vlak: ik hecht groot belang aan samenwerken en hou van mens, dier en planeet.”
Vluchtelingen
Je hebt bij de organisaties Samen Divers en Refugee Assist gewerkt met vluchtelingen en mensen zonder papieren. Een bron van interessante ervaringen maar ook van frustraties of ontgoochelingen wellicht?
Joeri: “In één van die jobs werkte ik met niet-begeleide minderjarige asielzoekers, jongens uit Afghanistan. Die bleken niet altijd vlotjes gezag te aanvaarden. Maar ergens was dat ook begrijpelijk: ze waren aan het puberen en zaten nu niet bepaald in een comfortabele situatie. Die jongens hadden traumatische ervaringen achter de rug. Ze respecteerden de begeleiders wel maar konden niet goed weg met hun gevoelens en dat maakte hen rebels en opstandig. Maar er zaten ook jonge gasten tussen die enorm snakten naar genegenheid, voortdurend knuffels wilden en van alles kwamen vragen om maar contact te hebben.”
“Sommige van die jongeren hielden vast aan conservatieve ideeën uit hun land van oorsprong: een vrouw mag niet werken, holebi’s zijn een probleem, atheïsme begrijpen ze niet. Een vrouw even veel respecteren als een man is niet altijd vanzelfsprekend. Maar ik heb er ook gekend die enorm begonnen te verwesteren. Het kan dus wél.”
“Of dat werk met die jonge vluchtelingen mijn kijk heeft veranderd? Eigenlijk wel. Uiteindelijk zijn zij ook maar mensen die dromen van een veilig leven en een toekomst. En natuurlijk zijn dat gelukzoekers: zoeken wij dan niet allemaal ons geluk in het leven? Ze proberen gewoon iets van hun leven te maken.”
“Vriendschappen heb ik bewust niet gesloten met die jongeren. Mijn werk met hen was gebaseerd op een tijdelijk arbeidscontract en ik wilde me dan ook niet te veel aan hen hechten. Ik zag die kerels graag maar wilde hen en mezelf nodeloos verdriet besparen: ik wist namelijk dat ik er toch niet zou kunnen blijven. Met sommige van hen heb ik nog altijd contact via facebook.”
Bij het OCMW
Je bent ook maatschappelijk assistent geweest bij de Ocmw’s in Oostende en Knokke?
Joeri: “Het werk daar was uitdagend maar allesbehalve gemakkelijk! In Oostende werkte ik veel met daklozen, soms mensen die ook aan de drugs zaten. Na enkele gevallen van agressie ben ik gestopt met die job. Het was te zwaar, en de stad Oostende leek me ook niet zo gemotiveerd om deze groep uit de miserie te helpen.”
“In Knokke had ik een functie op de dienst leefloon. Maar ik ben een te verstrooide professor om voortdurend bezig te zijn met ingewikkelde dossiers. Ik ben ook te empathisch, en daar kunnen cliënten soms misbruik van maken. Maar opgelet: er zijn cliënten die profiteren van het OCMW maar dat zijn er niet veel! Dan praten we echt over een kleine minderheid.”
“Het systeem op zich zit niet eerlijk in elkaar. In de rijke gemeente Knokke kon het OCMW veel extra’s aanbieden die in Oostende ondenkbaar waren. Zelfs onder mensen met een leefloon wordt dus de ongelijkheid georganiseerd. In Knokke heb je iets als de aanvullende bijstand, in Oostende bestaat dat niet. Het systeem werkt ongelijkheid in de hand omdat de ene gemeente meer inspanningen kan doen dan de andere.”
Bij de spoorwegen
Tegenwoordig doe je iets heel anders. Je bent nu ‘eerste assistent klanten’ bij de Nmbs, de spoorwegen dus?
Joeri: “Het werk dat ik nu doe is heel breed op te vatten. Ik vertel aan reizigers hoe ze op hun bestemming kunnen geraken. Soms moet ik klanten met een beperking in het station begeleiden. Als er iemand een wanhoopsdaad begaat en voor een trein springt, moet ik helpen om de reizigers uit de trein te evacueren. We voeren drinkwater aan als een trein ergens lang moet stilstaan. En ook het uithangen van de uurregelingen van de treinen hoort bij mijn takenpakket.”
“Mijn werk is dus erg gevarieerd en geeft ook de kans om veel sociaal contact te hebben. Ik kan nog altijd veel dingen gebruiken die ik opstak tijdens mijn opleiding maatschappelijk werk. Ook bij de spoorwegen kan het soms druk zijn, zeker in de zomer. Maar die drukte verdraag ik beter dan de zware werkdruk in de sociale sector. Ik doe mijn huidige job veel liever dan financiële dossiers opstellen of berekeningen maken.”
“Toegegeven, soms worden we in ons werk geconfronteerd met agressieve reizigers. Zelf heb ik tot nu toe gelukkig alleen maar verbale agressie meegemaakt. Als een trein niet kan rijden, zijn wij vaak het pispaaltje voor sommige reizigers.”
“Aan anderen kan ik zeker aanbevelen om voor een baan als de mijne te solliciteren. Hou je van sociale contacten en afwisseling? Dan is deze job erg de moeite. Je moet wel heel flexibel zijn en in ploegen willen werken. Maar er zijn ook doorgroeimogelijkheden. Ik zou het best zien zitten om ooit onderstationschef te worden, een functie met meer verantwoordelijkheid. Werken als treinbegeleider zou ik liever niet doen. De collega’s die dat werk doen, krijgen te veel af te rekenen met agressie, en soms wordt dat ook fysiek.”
Natuurgids
Opvallend zijn ook je hobby’s en passies. Je bent natuurgids bij het Marien Ecologisch Centrum in Oostende, actief bij het Noordzeeaquarium en geboeid door alles wat met de Egyptische cultuur te maken heeft?
Joeri: “Toen ik nog een tiener was, namen mijn ouders me vaak mee naar musea en monumenten. In die jaren raakte ik gefascineerd door fossielen, dinosaurussen en ook Egypte. Mijn vader leerde me beter kijken naar de natuur, en dat is blijven plakken. Nog altijd ga ik naar fossielen zoeken, op het strand aan de kust of in steengroeves in de Ardennen. Dat is een bezigheid die voor mij heel ontspannend is.”
“Het Marien Ecologisch Centrum doet aan natuureducatie. Daar brengen ze kinderen en volwassenen in contact met de natuur aan de Belgische kust. Ik ben één van de natuurgidsen die daar op stap gaat met groepen. Heel wat scholen vinden die groepswandelingen geweldig. We krijgen bijvoorbeeld veel klassen uit Franstalige scholen over de vloer.”
“Het Noordzeeaquarium is een vzw die uitsluitend met vrijwilligers werkt. In ons aquarium zwemmen alleen vissen die we krijgen van onze vissers. Allemaal vissen die de Noordzee als biotoop hebben. Bij het Noordzeeaquarium schrijf ik artikelen voor hun magazine.”
“Een andere grote passie is alles wat met Egypte te maken heeft. Ik was er drie keer op vakantie met mijn ouders en we zagen er tempels, piramides, het graf van Toetanchamon. Ook de moderne cultuur van Egypte vind ik de moeite. Ik zou wat graag opnieuw naar Egypte reizen maar mijn budget is nu wat aan de krappe kant. Als ik er naartoe ga, stippel ik wel zelf een route uit, zonder een reisbureau aan te spreken. Ik zou dolgraag historisch belangrijke ruïnes bezoeken die het massatoerisme links laat liggen.”
“In mijn thuisstad Oostende heb ik een Egyptische vriend die zich sterk inzet voor de mensenrechten in zijn land van herkomst. Samen hebben we ooit een feitelijke vereniging opgericht, EgyBelg. Die wil de banden tussen beide landen aanhalen en ook focussen op mensenrechten- en opbouwprojecten in Egypte.”
Zit er ook een festivalbeest in Joeri Ryckaseys?
Joeri: “Ik ben zeker een festivalbeest geweest. De sfeer op muziekfestivals is heel bijzonder en kameraadschappelijk. Vooral Graspop (Dessel) kon ik enorm smaken. Ooit ben ik zelfs naar een festival in het Duitse Wacken getrokken, het mekka voor liefhebbers van metal-muziek zoals ik. Maar denk nu niet dat ik gevaarlijk ben of zo, laat je niet afschrikken door mijn muzikale voorkeur (lacht). Nu heb ik geen tijd meer om naar festivals te gaan, het is trouwens een hobby die wel wat geld kost. Ik zou wel nog een keer het Alcatraz-festival in Kortrijk willen zien, dat is iets dichter bij huis. Gelukkig kan mijn vrouw, Jolien, mijn muzikale smaak verdragen.”
In de politiek
Heel wat jongeren houden niet zo van politiek of staan er onverschillig tegenover. Maar jij engageert je wel in de politiek?
Joeri: “Klopt. De Oostendse afdeling van Groen vroeg me om bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 op hun lijst te staan. Ze wisten dat ik veel lees over maatschappelijke thema’s en ik had al langer voeling met hun ideeën. Groen zag wel iets in mijn sociaal engagement en mijn liefde voor de natuur. Na drie telefoontjes ging ik voor de bijl en aanvaardde ik om kandidaat te zijn.”
“Bij Jong Groen was ik al bevriend met de voorzitster, Belinda Torres Leclercq. Zij hielp me ooit toen ik stage deed in Peru. Bij de jongerenpoot van Groen werkte ik mee aan diverse projecten. Meedraaien in een jongerenpartij is overigens een plezante manier om politiek te bedrijven. Zo voerden we in Oostende op een ludieke manier actie voor een beter openbaar vervoer zodat jongeren ook in de latere uren naar de cinema kunnen. De nationale politiek kan jongeren soms afschrikken, maar op lokaal niveau gaat het er gelukkig niet altijd zo hard en fel aan toe.”
“Ik kan het jongeren aanraden om bij een jongerenafdeling van een politieke partij aan te sluiten. Het gaat er veel informeler aan toe en er wordt gewerkt met wat de jongeren zelf aanbrengen.”
Liefde voor Oostende
Ons Recht: Oostende ken je als je broekzak. Wat maakt voor jou Oostende tot the place to be?
Joeri: “Soms wordt Oostende afgeschilderd als het ‘Chicago aan de kust’, maar dat is flink overdreven. Het is ook een stad met prachtige kanten en met een hele mooie, boeiende geschiedenis. In de 17de eeuw was Oostende een belangrijke haven in Europa en kwam er volk van overal handel drijven. Anno 2018 is het nog altijd een stad met een grote etnisch-culturele diversiteit. Er zijn problemen met werkloosheid en armoede maar het blijft een boeiende stad om in te leven.”
Wat zou jij veranderen in Oostende als je er burgemeester zou mogen zijn?
Joeri: “Waar zal ik beginnen? Ik zou meer investeren in betaalbaar wonen. De plaatselijke handel stimuleren, want dat kan extra jobs creëren. Meer toezicht op het strand laten uitoefenen om vervuiling te voorkomen. Ik zou ook het zand op het strand anders laten beheren, want nu rijden ze daar met machines rond en dat is kwalijk voor de duinvorming. Duinen zijn een natuurlijke bescherming voor de kustlijn.”
“De stad zou ook zorgvuldiger moeten omgaan met haar geschiedenis en haar erfgoed. En mijn liefde voor mens, dier en natuur zou ik ook naar de politiek vertalen, bijvoorbeeld door van de Oosteroever een reservaat te maken waar grote publieksevenementen worden geweerd.”