Of hoe het menselijke denken hierover is geëvolueerd
Waarom werkt de mens? Nogal wiedes, zal je zeggen, om geld te verdienen. Maar werken is zoveel méér dat je je kunt afvragen of we wel zonder kunnen. Om te bepalen wat onze ideeën over werk waard zijn, kunnen we nagaan hoe ze er in andere tijden en op andere plaatsen over denken.
Werken is voor de dommen
Laten we eens teruggaan naar de klassieke oudheid. De Griekse filosoof Plato schreef over van alles: liefde, dood, waarheid, natuur, staat, wetten, democratie. Maar we vinden géén letter over werk. Blijkbaar geen onderwerp om je druk over te maken. De oude Grieken die hij beschrijft namen deel aan eet- en drinkgelagen en discussieerden met Socrates. Geen van allen was aan het werk. En dat hoefde ook niet, want het werk werd voor hen gedaan door slaven. Die werden door de Grieken geïmporteerd uit de veroverde gebieden en verhandeld. Het was een slaveneconomie, en slavenwerk was geen overdenking waard. Plato zou stomverbaasd zijn over wat wij over werk denken als hij de rest van deze tekst las.
Ook later hield de bovenlaag zich bij voorkeur niet met werk bezig. Middeleeuwse ridders waren op jacht en legden zich toe op toernooien om bij jonkvrouwen in de gunst te komen. De econoom Thorstein Veblen beschrijft zelfs hoe de bovenlaag altijd en overal bezig is met de tijd aangenaam door te brengen door opzichtige consumptie en zich te amuseren met nutteloze activiteiten, zoals de jacht, sport, tuinieren, wetenschap, cultuur, reizen en dergelijke. Juist omdat de rijken en bevoorrechten zich ermee bezig hielden, genieten die activiteiten tot op de dag van vandaag veel prestige.
We werken omdat we moeten
Met de geleidelijke afschaffing van de slavernij en de voorrechten van de bovenlaag moest iedereen wel aan het werk en ontstond langzamerhand het arbeidsethos. Vaak werd dit door de religie versterkt. In de Lage Landen was dit het calvinisme in de 16de en 17de eeuw. In de kern gaat het om de verspreiding van ideeën als ‘in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen’ en ‘wie niet werkt zal niet eten’. Een mens moet zijn hemel verdienen met hard werken op aarde. Ora et labora. En het is deze ideologie die we ons eigen hebben gemaakt en die ons denken tot op de dag van vandaag bepaalt.
Na het calvinisme heeft het kapitalisme in de 19de eeuw ons denken over werk beïnvloed. De industrie had gedreven en gedisciplineerde arbeidskrachten nodig die bereid waren om lange werkdagen te maken. Wie in de industrie werkte, moest zich hieraan aanpassen. Uitbuiting en onmenselijke werkomstandigheden waren de gewoonste zaak van de wereld en niet voor niets kwam juist in deze tijd de arbeidersbeweging op.
Arbeid is een plicht geworden tegenover de samenleving. Wie niet meedoet, hoort er niet bij. Vandaar dat het beeld van ‘de werkloze in zijn hangmat’ altijd op bijval kan rekenen en dat politici steevast de ‘hardwerkende Vlaming’ de hemel in prijzen. Maar dit is nog lang niet genoeg: de hangmat is veel te comfortabel, uitkeringsgerechtigden ‘kunnen best met minder toe’. En de werkenden? Zij moeten méér en langer werken. Anders kunnen we de pensioenen niet betalen en de internationale concurrentie niet aan. Je vraagt je af waar de grens ergens zou moeten liggen. Moeten de uitkeringen zo laag worden dat je gegarandeerd in de misère zit? Gaan we zo hard en lang werken ten koste van gezondheid en welzijn?
We werken om geld te verdienen
We kunnen niet alles zelf voortbrengen: we hebben anderen nodig om in onze behoeften te voorzien. De lijst is eindeloos: eten, drinken, elektriciteit, verwarming, gezondheidszorg. Om maar te zwijgen van alle producten die ons leven veraangenamen: auto, wasmachine, televisie, smartphone enzovoort. We hebben geld nodig omdat we anderen nodig hebben.
Er zijn wel pogingen gedaan door kleine groepen mensen om zich aan het systeem te onttrekken. Zij gaan op een afgelegen plek wonen en proberen zichzelf te redden. Om hun afhankelijkheid te verkleinen, leven ze zo sober mogelijk en doen ze zoveel mogelijk afstand van comfort en spullen. Maar weinigen slagen hierin, het vraagt immers veel moed en volharding om tegen de maatschappelijke conventies in een primitief leven vol te houden. Zeker als je de materiële voordelen en gemakken van het westerse leven gewend bent.
De econoom John Maynard Keynes voorspelde dat de technologische vooruitgang tegen 2030 een werkweek van 15 uur mogelijk zou maken en de levensstandaard in het Westen zou verviervoudigen. De mens zou bevrijd zijn van de nood om te werken, maar Keynes waarschuwde ook voor een toekomst vol vrije tijd en overvloed. Keynes zag wel over het hoofd dat onze behoeften onbeperkt en onverzadigbaar zijn. We hebben de stijging van de productiviteit totaal omgezet in welvaart en consumptie.
De westerse levensstijl veronderstelt een goed inkomen, want hoe meer we willen consumeren, des te meer geld we nodig hebben. Voor de filosoof Arthur Schopenhauer is geld de menselijke behoefte in abstracto. Je kunt immers iedere denkbare behoefte met geld bevredigen. Vandaar ook dat we er zo belust op zijn en er nooit genoeg van hebben. Hij raadt ons aan om geregeld in etalages van winkels te kijken en je nu eens niet de vraag te stellen ‘wat als ik dit moois allemaal zou kopen?’. Maar wel om de vraag om te draaien: wat als ik dit allemaal niet zou hebben? Schopenhauer denkt dat we niet veel zullen missen.
Ik werk, dus ik ben
Als iemand je vraagt wie je bent, is de kans groot dat je eerst je naam zegt en dan je beroep. Mensen identificeren zich sterk met hun werk: je bent wat je doet. Een job geeft status en wie werkloos wordt, verliest zijn identiteit en prestige. Dit geldt des te meer naarmate je job veeleisender is en je er alles voor over hebt. Werklozen voelen zich afgewezen en afgeschreven. Werkloos worden heeft zelfs een grotere impact dan scheiden! Volgens filosoof Alain de Botton hebben mensen statusangst: ze vrezen verlies van hun positie te midden van anderen, wat hun zelfbeeld aantast.
Aan de andere kant, de band tussen ik en werk is niet altijd zo hecht. Sommigen hebben in hun leven van alles en nog wat gedaan, waar al dan niet evenveel lijn in zit. Is dit nu een uitdrukking van hun identiteit? Bovendien zijn veel jobs nu ook niet zo boeiend dat je je sterk kan identificeren met wat je doet. Soms heb je geen keus en moet je de job aannemen die zich aandient omdat je het geld nodig hebt of omdat je iets wilt doen (‘Als ik thuisblijf, loop ik tegen de muren op’).
Maar liefst 37% van de werknemers vindt zijn baan zinloos
Werken leidt tot zelfontplooiing; je kunt je vaardigheden ontwikkelen. Je voelt je nuttig want je levert een bijdrage aan de samenleving. Maar het is de vraag of we daar alleen werk voor nodig hebben en of werk ons niet tevens beperkt in onze zelfontplooiing. Vaak vergt werken zoveel tijd en energie dat we aan iets anders niet toekomen en we hobby’s en vrienden verwaarlozen. We worden door werken eendimensionale mensen, zoals de socioloog Herbert Marcuse schreef.
Maar liefst 37% van de werknemers vindt dat hij of zij een zinloze baan heeft. Volgens de antropoloog David Graeber zijn zulke bullshitjobs vooral in de dienstensector te vinden: middenmanagers, lobbyisten, telemarketeers, kwaliteitsbewakers, noem maar op. Graeber meent zelfs dat er in onze maatschappij een algemene regel bestaat: hoe nuttiger je werk voor anderen is, des te minder je ervoor wordt betaald. Banen die niets concreets om het lijf hebben, maken werknemers ongelukkig.
Werk is gezonder dan werkloosheid
Werken maakt ziek en leidt tot stress, velen zijn depressief, overspannen en een burn-out nabij. Maar niet werken maakt nog zieker, zoals blijkt uit onderzoek van sociologe Marie Jahoda die de psychologische impact van massawerkloosheid bestudeerde. Op alle aspecten van welzijn – angst, irritatie, tevredenheid, geluk – scoren werklozen slechter dan werkenden. Ook hun gezondheid is er slechter aan toe. Hoe komt dit?
Sommige functies van werk worden pas duidelijk als het werk wegvalt. Een baan structureert ons leven, ze geeft orde en regelmaat. Een baan biedt afwisseling, terwijl voor werklozen eentonigheid dreigt. We ontmoeten mensen op ons werk en de weg erheen, terwijl werklozen vaker eenzaam en geïsoleerd zijn. Om dat te begrijpen, moet je Kristel leren kennen. Ze werkte bij de Vlaamse overheid, deed lang over haar werk en het resultaat was meestal onbruikbaar. Ze had dagelijks ruzie met haar collega Geert die het niet kon laten om zich op haar kap te amuseren. Toch bekende Kristel dat ze opzag tegen haar pensioen, want ze was alleen en had weinig kennissen.
Kunnen we zonder werk?
Bijna alle studies verwachten dat de digitalisering in de komende tien jaar zeer veel jobs zal kosten in de westerse landen. Er zal voor velen geen werk meer zijn en vakbonden pleiten al langer voor kortere werkweken. Er zijn ook aanhangers van een basisinkomen, waarbij iedereen onvoorwaardelijk een vast inkomen krijgt.
Volgens de filosoof Philippe Van Parijs emancipeert het basisinkomen de werknemer: het dwingt mensen niet om te werken, maar stelt hen ertoe in staat. Anders dan nu kan je flexibel kiezen of je werkt, een opleiding volgt, een andere baan zoekt, vrijwilligerswerk doet of een rustpauze neemt. Mensen kunnen kieskeuriger zijn bij het kiezen van hun baan en slecht betaald, oninteressant of ongezond werk weigeren.
Maar zou een samenleving zoals Keynes
ze voor ogen had, met meer vrije tijd en minder werk, ideaal zijn? Dat is maar de vraag, want de aard van het beestje is er niet naar. En onze culturele waarden evenmin, want we geloven in groei en bekijken met afkeer een dalende grafiek. We zouden onze ideeën over werk radicaal moeten veranderen. Zolang we ons bestaansrecht aan werk ontlenen, voelen we ons schuldig als we niet productief zijn.