Systeem pakt centen af van onze sociale zekerheid
Binnen de federale regering verschillen de meningen over de vraag of de flexi-jobs, die mogelijk zijn in de horeca, al dan niet moeten worden uitgebreid naar andere sectoren. De staatssecretaris voor Fraudebestrijding, Philippe De Backer van Open VLD, staat te popelen om het systeem uit te breiden. Maar de minister van Werk, Kris Peeters (CD&V), staat op de rem. Hij wil eerst grondig evalueren en zegt neen tegen ‘goedkope slogans’.
De flexi-job werd in 2015 ingevoerd door de huidige regering. Naar verluidt om zwart werk wit te maken in de horeca. De maatregel gold als een soort van compensatie voor de invoering van de ‘witte kassa’, die bij menig horeca-uitbater de bloeddruk deed stijgen. Volgens de bedenkers moesten de flexi-jobs er ook voor zorgen dat de werknemers meer nettoloon overhielden. Het loon voor flexi-werk mag onderling worden afgesproken maar het mag niet onder de 9,5 euro per uur – zonder sectorale vergoedingen – zakken. Voor de werknemer is het bedrag netto. De werkgever betaalt alleen een bijzondere sociale bijdrage van 25 procent. Overuren mogen worden gepresteerd volgens het principe bruto = netto. De maximumgrens voor de overuren werd opgetrokken van 143 naar 300 uren per kalenderjaar. Werk je bij een uitbater met een witte kassa, dan zijn zelfs 360 overuren per jaar mogelijk.
Met de flexi-jobs mikte de regering op werknemers die naast hun normale job – minimaal een 4/5 job tijdens de drie voorafgaande kwartalen – nog wat wilden bijklussen en bijverdienen. Eind 2016 telde ons land meer dan 20.000 mensen met een flexi-job, zo bleek uit cijfers van staatssecretaris Philippe De Backer. En dat ondanks de zware administratieve lasten waarover de werkgevers bij de invoering nog hadden gejeremieerd.
Horeca
Bijna vier op tien flexi-jobbers heeft, raar maar waar, ook zijn voornaamste baan in de horeca, weliswaar bij een andere werkgever. De flexi-jobs worden vooral ingevuld door uitzendkrachten en werknemers uit de industrie en het onderwijs. Gemiddeld werkt de flexi-jobber 3,5 uur per week tegen een nettoloon van 11,30 euro per uur. Een andere vaststelling is dat vooral kleinere horecazaken gebruik maken van het systeem.
Staatssecretaris De Backer pleit voor een uitbreiding van de flexi-jobs. Hij wil het systeem ook introduceren bij winkeliers, bakkers en slagers. Volgens de staatssecretaris zijn de flexi-jobs een succes. “Zwarte jobs worden wit gemaakt zonder de vaste jobs in de sector te bedreigen”, zo luidt zijn betoog. Maar bij dat betoog zijn toch bedenkingen te maken!
Een prangende vraag is bijvoorbeeld of de extreme loonmatiging en de stijging van de levensduurte sommige werknemers ertoe hebben gedwongen om een bijbaantje te zoeken en zo rond te komen. Met het systeem van de flexi-jobs spreken we immers over mensen die al minstens een 4/5 contract hebben.
De flexi-jobs vormen ook een zoveelste aanval op de financiering van onze sociale zekerheid. Stapje voor stapje slaagt deze regering erin om onze sociale zekerheid (RSZ) te ondergraven. Voor een flink deel van de regering lijkt dat ook een ideologisch uitgangspunt. Steeds minder jobs moeten zorgen voor de centen van de sociale zekerheid. Ondertussen wordt de bevolking wijsgemaakt dat de pensioenen, het onderwijs, de sociale zekerheid in het algemeen niet meer betaalbaar zijn.
Een ‘self -fulfilling prophecy’. Eerst doe je het nodige om minder water uit de (geld)kraan te laten lopen en dan ga je klagen dat ‘het systeem niet langer betaalbaar is’. Maar een kind ziet dat de invoering van flexi-jobs en andere maatregelen onvermijdelijk het financiële draagvlak van de sociale zekerheid ondermijnen.
Minder vrijheid
In het statuut van de werknemer met een flexi-job is niets geregeld over de minimale termijn die de werkgever moet naleven om de werknemer te laten weten wanneer hij of zij precies moet komen werken. Wie een flexi-job aanvaardt, is dus veel minder vrij om de eigen vrije tijd in te vullen. Het wordt een stuk moeilijker om sociale en familiale activiteiten te plannen.
Er is een reëel risico dat flexi-jobs een aantal gewone, voltijdse banen zullen verdringen. Met dit systeem is het voor een werkgever immers interessanter om een 4/5 werknemer aan te vullen met een 1/5-flexi-jobber dan om één werknemer voltijds in dienst te hebben.
Wil de regering nog méér slechte en onderbetaalde jobs creëren?
Voor werknemers met een precair arbeidscontract – zeg maar een snertjob – die van het ene tijdelijke baantje naar het andere moeten lopen biedt de formule van de flexi-job geen soelaas. Zij kunnen namelijk de formule niet benutten omdat ze niet de vereiste 4/5 tewerkstelling halen.
Gepensioneerden
En wat met de gepensioneerden die mogen bijverdienen? Zijn er echt zoveel gepensioneerden die nog een baantje nodig hebben om de eindjes aan elkaar te knopen? Misschien wel, want veel van onze pensioenen zijn nog altijd te laag of te bescheiden. Het is dan echter hoog tijd dat de bevoegde minister, Daniel Bacquelaine (MR), eindelijk iets doet om de werknemerspensioenen op te trekken. De vakbond vraagt al vele jaren om hoger wettelijke pensioenen maar de politiek blijft Oost-Indisch doof voor die terechte eis.
Het is natuurlijk perfect denkbaar dat de regering gewoon een handje wil helpen om meer slechte, onzekere, onderbetaalde jobs te creëren. In het voordeel van, hoe kan het anders, de werkgevers.
De LBC-NVK is alleszins gekant tegen flexi-jobs omdat dit systeem onze sociale zekerheid nog maar eens ondergraaft. Het systeem zorgt niet voor volwaardige bijkomende tewerkstelling. En het is een nieuwe stap naar minder zekere arbeidscontracten. Flexi-jobs doen ook denken aan oproepcontracten, waarbij werknemers snel-snel worden opgetrommeld wanneer hun werkgever ze nodig heeft. Is dat écht wat we willen? Totaal niet, en zeker niet nu steeds meer werknemers ernaar snakken om werk en privéleven beter te kunnen combineren.