Documentaire zet waardigheid Renault-werknemers in de verf

Jan Dereymaeker is de grote kameraadschap niet vergeten

 

Jan Dereymaeker heeft 20 jaar lang ‘aan de ketting gestaan’ in de Renault-fabriek in Vilvoorde. Hij deelde er lief en leed met zijn werkmakkers. Nu, 20 jaar na de sluiting van Renault, ligt Jan mee aan de basis van een documentaire die de sociale strijd bij het autobedrijf in beeld brengt. “Deze documentaire kan een prachtige aanzet tot debat zijn”, denkt de vroegere Renault-arbeider. “Ze kan ook helpen om jongeren méér te doen nadenken over het belang van vast werk en van sociale strijd.”

Het idee voor de documentaire ‘Renault 20 jaar later’ kwam van Jan maar de prent werd gemaakt door Ilona Dumoulin en Amy Elting, die studeren aan de Brusselse filmschool RITCS. Toen ze archieven doorzochten, interviews bekeken en verhalen bij elkaar zochten, beseften Ilona en Amy pas goed wat de impact was van het drama. “Hoe mensen sukkelden om de eindjes aan elkaar te knopen en depressief werden”, vertelden ze zelf in de krant.

“Ilona en Amy leverden puik werk af”, vindt Jan Dereymaeker. “De documentaire is geen pamflet of geen film met veel actie maar wel een menselijk document dat perfect kan dienen om een discussie op gang te trekken. In de prent worden de vroegere werknemers in hun waardigheid gelaten. Gewone arbeiders en bedienden vertellen thuis, in hun zetel, hoe ze bij Renault werkten en hoe ze de sluiting ervaarden. De mensen waren fier op hun werk, Renault was hun leven. Nu nog dromen velen hoe ze destijds aan de band stonden te werken. Ilona en Amy keken ervan op hoe die tijd nog leeft onder de vroegere werknemers.”

Vijf maanden lang deden de studentes opzoekingswerk om de documentaire te kunnen realiseren. Zowat 30 oud-werknemers werden in hun thuisomgeving gefilmd, telkens door studenten van het RITCS. Tony Van Gorp, die bij Renault werkte als kwaliteitscontroleur, leest in de film passages uit zijn dagboek van vroeger voor.

De makers hadden ook sponsors nodig om hun werk te kunnen doen. Organisatorische steun kregen ze van Hart boven Hard in Vilvoorde. Financiële steunen kregen ze bijvoorbeeld van de LBC-NVK, ACV-Metea, het Masereelfonds, Christenen voor het Socialisme en privépersonen. De steunende organisaties kunnen de film nu ook zelf gebruiken als discussiemateriaal.

Kippenvel

‘Renault, 20 jaar later’ beleefde zijn première op 19 februari in Vilvoorde. Zowat 400 mensen kwamen kijken. “De toeschouwers kregen kippenvel toen ze de beelden zagen. Sommigen hadden de tranen in de ogen. De herinneringen van vroeger borrelden weer op. Je voelde dat het de mensen deugd deed om deze documentaire te zien.”

Jongeren die de documentaire bekijken, zien iets wat ze zich moeilijk kunnen voorstellen. “Tegenwoordig hoor je dat levenslang bij de zelfde werkgever blijven uit de tijd is. Jongeren krijgen het idee ingelepeld dat je werk verliezen een fact of life is. We moeten jongeren opnieuw meer doen nadenken en vragen doen stellen. Een vaste job is heel veel waard. Niet iedereen is even weerbaar en slaagt er even makkelijk in om weer werk te vinden na een ontslag.”

Ploegenwerk

Zelf werkte Jan 20 jaar in de afdeling mechaniek waar uitlaten, brandstoftanks, achteraandrijvingen en motoren werden gemonteerd in de wagens. “Ik had aan de sociale school gestudeerd en wilde enkele jaren in de fabriek werken om het leven van arbeiders aan den lijve te ondervinden. Uiteindelijk bleef ik er 20 jaar! Dat was soms een kwestie van op de tanden bijten, want in twee ploegen in de fabrieken werken is niet simpel, en je vrouw moet het ook accepteren. Wie in shifts werkt, ziet zijn kinderen een stuk minder. Het werk was zwaar maar ik verdiende behoorlijk en kreeg veel vriendschap van mijn collega’s. Zoiets geeft een mens kracht. Arbeiders zijn recht voor de raap en steken het niet weg als ze kwaad zijn.”

Vanuit zijn sociaal engagement kaartte Jan nogal vlot en geregeld vragen en verzuchtingen van zijn collega’s aan bij de vakbondsafgevaardigden van Renault. Uiteindelijk werd hij zelf vakbondsmilitant voor ACV-Metaal (nu Metea). Na zijn loopbaan bij Renault werd hij vakbondssecretaris bij de LBC-NVK.

Tijdens Jans loopbaan bij Renault Vilvoorde werd er geregeld gereorganiseerd en gerobotiseerd om de fabriek ‘concurrentiëler’, flexibeler en productiever te maken. “In 1979 waren wij de eerste autofabriek die, na een staking, overschakelden van de 40-urenweek naar de 39-urenweek. We hadden een 38-urenweek geëist. Efficiënter produceren hoeft op zich niet negatief te zijn, het kan juist de kans bieden om het werk draaglijker te maken. Wij slaagden erin de hogere productiviteit voor een deel om te zetten in arbeidsduurverkorting.”

Jan Dereymaeker: “We hebben nu de Wet-Renault maar misschien moet er een veel betere wet komen die multinationals sterker aan banden legt en sluitingen verbiedt wanneer er winst wordt gemaakt.”

“Het werk aan de ketting was soms erg zwaar”, herinnert Jan zich. “Soms kon ik het tempo niet meer bijhouden. Als je altijd opnieuw de zelfde handeling moet verrichten, kan een dag of een week héél lang duren. Nu ik met pensioen ben, vliegt de tijd voorbij. Maar let op, ik voelde veel kameraadschap in de fabriek. Je deelde elkaars lief en leed.”

Zonsverduistering

Toen Renault op 27 februari 1997 de sluiting van het bedrijf in Vilvoorde aankondigde, was dat voor Jan ‘een complete zonsverduistering’. “Renault had jarenlang winst gemaakt maar in 1996 waren er rode cijfers. Dat feit werd aangegrepen om Vilvoorde dicht te gooien. Vijf maanden lang hielden we 5.000 geassembleerde auto’s in onze handen, als oorlogsbuit en onderpand. Vier of vijf weken lang vochten we om de fabriek open te houden. Maar toen kwam er een barst in het vakbondsfront en volgden er toch onderhandelingen over een sluitingsplan. Het was onze hoop om Renault-baas Louis Schweitzer te doen plooien maar dat lukte niet. We konden wel 400 jobs redden op onze site. De fabriek in het Franse Douai moest onze productie overnemen maar daar worstelden ze met ons hoge productietempo. In die fabriek pleegden een stuk of 20 mensen zelfmoord omdat de lat veel te hoog werd gelegd.”

Via de strijd voor Renault Vilvoorde leerde Jan de LBC-NVK-secretarissen Lode Verschingel en Annie Kerkhove beter kennen. “Lode schreef sterke teksten voor ons en was een geweldige coach. Annie stond dicht bij de mensen en was gedreven om de strijd voort te zetten. Er werd dan ook heel wat actie gevoerd en betoogd, in binnen- en buitenland. We manifesteerden met 100.000 mensen in Brussel en reden met 90 bussen naar Parijs. Er kwam ook heel veel steun van vrienden, kennissen, motards, bedrijven die geen Renaults meer wilden aankopen. De KAJ deed een paasactie die verwees naar onze strijd.”

Na de sluiting van Renault overkwam Opel (Antwerpen), Ford (Genk) en Caterpillar (Gosselies) het zelfde lot. “Bij Opel konden ze een sluiting lang afhouden door de productie te herverdelen over de diverse Europese vestigingen. In het geval van Ford Genk slaagden de vakbonden erin om voor het personeel van de toeleveranciers een gelijke behandeling af te dwingen. Bij Caterpillar is serieus met de voeten van de vakbonden gespeeld. Als onderhandelingen te lang aanslepen, slaat de vermoeidheid toe en willen de mensen weten waar ze aan toe zijn.”

Wet-Renault

Het drama van Vilvoorde had tot gevolg dat het parlement de Wet-Renault goedkeurde. “Die wet geeft handvaten om de impact van een herstructurering of sluiting af te zwakken”, zegt Jan. “Maar nog altijd worden heel veel jobs ‘geoutsourcet’ en worden bedrijven als een puur economisch verhaal bezien, kijk naar bpost of Delhaize. Er is te weinig aandacht voor de menselijke kant van het verhaal. Misschien moet er een veel betere wet komen die multinationals sterker aan banden legt en sluitingen verbiedt wanneer er winst wordt gemaakt. De vakbonden en specialisten arbeidsrecht zouden daarover moeten nadenken.”

Meer dan eens krijgen we voor de kiezen dat ‘onze arbeidsmarkt te rigide is’ en dat werknemers ‘niet flexibel genoeg zijn’. “Belgische werknemers zijn al erg flexibel”, onderstreept Jan. “Op Brussels Airport bijvoorbeeld wordt gewerkt tussen 2.00u en 23.00u. De productiviteit is hoog in ons land, iets wat meer mag worden erkend. Maar tegenover onze grote flexibiliteit mag ook wel iets staan, zoals bijvoorbeeld de 30-urenweek waarrond de vrouwenorganisatie Femma campagne voert. Het is toch hallucinant dat de ene groep mensen zich kapot moet werken en dat de andere groep werkloos thuis zit en smeekt om een job. Sommigen zijn de mening toegedaan dat het over and out is met de industrie in België maar zelf ben ik minder pessimistisch. Ik denk dat de maakindustrie nog altijd een toekomst kan hebben bij ons.” |

Interesse om de documentaire te vertonen? E-mail even naar jandereymaeker1@gmail.com. Bellen kan op het nummer 0478/45 42 53.

Auteur: Denis Bouwen