Als jongste telg uit een groot gezin heb ik het voorrecht om mijn ouderlijk huis ondertussen met mijn eigen kroost te mogen bevolken. Een gedeelte van de woning konden we herinrichten tot een afgescheiden woonunit waar mijn ouders, beiden om en bij de tachtig, alert gehouden worden door onverwachte blitzbezoekjes van twee onstuimige prepubers op de meest uiteenlopende momenten van de dag.
Sinds een jaar of twee is die woonsituatie enkel houdbaar dankzij de onmisbare en onbetaalbare zorg van lieve huishoudhulpen en in de moeilijkere periodes ook wat thuisverpleging. De levenskwaliteit die zij toevoegen voor alle bewoners van ons kangoeroehuis, is met geen pen te beschrijven. Denk die ondersteuning weg, en we komen terecht in een droef scenario van dagelijkse zorgen, grenzen, ongemakken en ongetwijfeld een lading schuldgevoel over al waar ik als inwonende dochter met een al te meeslepende job, qua zorg voor mijn ouders niet toe kom. Wat zouden we zijn zonder die gezinszorgers en dienstenchequers? Ik wil het me niet voorstellen.
De volgende stap, het loslaten van ons kangoeroeconcept en een verhuis van mijn ouders naar residentiële zorg, zou er in ieder geval meerdere jaren mee naar voren geschoven worden. Mijn grootmoeder heeft een vredig laatste hoofdstuk mogen beleven in het woonzorgcentrum enkele straten verderop. Twintig jaren van ondermaatse investering in de toenemende zorgnood later, hou ik mijn hart vast bij de gedachte mijn eigen ouders in datzelfde rusthuis onder te brengen.
ACV Puls bevroeg recent duizenden werknemers uit de zorgsector. De onderbezetting die daaruit sprak, bevestigt wat we al zo lang weten. 70% van de werknemers beleven een te hoge werkdruk. Kine’s, logo’s en ergo’s moeten systematisch bijspringen om basistaken rond te krijgen, met alle gevolgen voor de specifiekere zorg waar zij voor zouden moeten instaan. Aan de inzet van al die werknemers zal het niet gelegen hebben. Meer dan 46% komt regelmatig ziek naar het werk om onze ouderen niet aan hun lot over te laten. Meer middelen zouden meer opleiding voor jongeren en zij-instromers toelaten. De lonen zouden omhoog kunnen, het aantal personeelsleden per oudere geactualiseerd. Met de juiste investeringen zijn de oplossingen dus voorhanden.
Persoonlijke mijmeringen over wat er nodig is om levenskwaliteit te verzorgen voor wie ons dierbaar is, maken de vijf miljard besparingen die ons land jaarlijks zullen opgedrongen worden door nieuwe Europese begrotingsregels plots heel erg tastbaar. Mij lijkt het duidelijk dat de essentie van het gesprek over een mooi laatste levenshoofdstuk daar ligt: welke collectieve investering maken we mogelijk? Zonder bevredigend antwoord op die vraag, is elk reflectie over een al dan niet voltooid leven wat ons betreft misplaatst.
Auteur: Lieveke Norga | Foto: Wouter Van Vooren