In januari deden voorstellen van Vlaamse ministers Diependaele en Somers de sociale huisvestingswereld daveren. Hun respectievelijke plannen om budgetten voor sociale woningen over te hevelen naar de privésector en om bewoners na negen jaar uit hun sociale woning te zetten, botsten op stevig weerwerk. Wij legden ons oor te luisteren bij Michel Debruyne, coördinator van Decenniumdoelen, een organisatie in de strijd tegen armoede.
Hoe is het met betaalbaar wonen gesteld in ons land?
Debruyne: “De Vlaamse wooncode garandeert in principe het recht op wonen. Maar de praktijk is minder rooskleurig. In Vlaanderen zijn er ongeveer 170.000 sociale woningen. Dat zijn er veel te weinig. Nog eens 170.000 mensen staan op een wachtlijst. En dan is er nog een groep die niet op de wachtlijst staat, maar wel in aanmerking komt voor een sociale woning. In totaal is dat een tekort van ongeveer 250.000 sociale woningen. Het aantal personen dat op sociale huisvesting is aangewezen is twee of drie keer zo hoog, want het gaat om gezinnen die op de wachtlijsten staan. Mensen moeten gemiddeld vier tot acht jaar wachten. Er komen zowat 1500 tot 2000 woningen per jaar bij. Dat is veel minder dan de instroom van kandidaat-bewoners. De wachtlijsten worden dus nog langer.”
Waarom worden er zo weinig woningen bijgebouwd?
Debruyne: “Dat heeft veel te maken met de procedures. Wie al eens een huis gebouwd heeft, weet dat dit lang kan duren. Maar een sociale woning bouwen duurt nog veel langer, minstens vijf jaar. De sociale huisvestingsmaatschappijen vragen al langer om die procedures te vereenvoudigen. Een ander probleem is de enorme reorganisatie in de sector. Begin deze eeuw besliste de Vlaamse regering dat alle kleine sociale huisvestingsmaatschappijen met minder dan 1000 woningen moesten verdwijnen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is, want de sector bestaat uit kleine en grote initiatieven, vaak gestart vanuit vakbonden en mutualiteiten. Die hervorming is dus nog niet voltooid. En intussen volgden nog andere hervormingen. Er mag nog maar één huisvestingsmaatschappij per gemeente actief zijn, alle privébestuurders moeten plaats te maken voor gemeentelijke bestuursleden, huisvestingsmaatschappijen mogen maar in één regio actief zijn, de sociale verhuurkantoren moeten versmelten met de sociale huisvestingsmaatschappijen… Deze enorm ingrijpende en complexe reorganisaties kosten niet alleen veel tijd en energie, maar maken het ook moeilijk om strategisch te plannen. Omdat niemand weet hoe de sector er zal uitzien, liggen alle toekomstplannen feitelijk stil.”
En dus raken de budgetten niet opgebruikt. Minister Diependaele stelt daarom voor om ze over te hevelen naar privé-ontwikkelaars. Die zouden daarmee woningen bouwen die niet specifiek als sociale woningen zouden worden verhuurd, maar aan de bevolkingsgroep die daar net niet voor in aanmerking komt. Want ook die hebben het zwaar op de woningmarkt.
Debruyne: “Ik ga niet ontkennen dat die het moeilijk hebben. Daar moet de regering óók iets aan doen. Maar niet met de budgetten voor sociale woningen. Er zouden minstens 7.500 sociale woningen per jaar moeten bijgebouwd worden. Dan moet je in die sector geen geld wegnemen, maar ervoor zorgen dat de woningen wél gebouwd worden, door de procedures te vereenvoudigen en voor rust in de sector te zorgen. Meer sociale woningen zorgt bovendien voor minder druk op de private markt en maakt dat er woningen vrijkomen, zowel op de huur- als op de koopmarkt.”
Minister Somers pleitte er dan weer voor om bewoners na negen jaar uit hun sociale woning te zetten.
Debruyne: “Een compleet maf idee. Sociale woningen zijn een antwoord op het recht op wonen, dat in de grondwet en de Vlaamse wooncode verankerd is. Het is geen activeringsmaatregel. De suggestie van Somers is als zeggen dat je ook maar negen jaar het openbaar vervoer mag gebruiken. Daarna moet je zelf maar voor je vervoer zorgen. De nepvoorstellen van de ministers zeggen veel over hun beeld van de samenleving. Volgens hen zijn de huurders het probleem, niet de armoede. Ze getuigen van onkunde, onwil en onbegrip. Somers weet blijkbaar niet hoe weinig sommige mensen verdienen. In sociale woningen woont een grote groep gepensioneerden met een laag pensioen. Daarnaast ook het grote groep werkenden, vaak alleenstaand, die een woning op de privémarkt niet kunnen betalen. Ook niet na negen jaar.”
Wil je meer weten over de knelpunten in het Vlaamse woonbeleid? Haal dan ‘Woonzaak’ in huis! In dat uitvoerig gedocumenteerde boek fileert Hugo Beersmans het Vlaamse woonbeleid met actuele cijfers.
Auteur: Jan Deceunynck | Afbeelding: Shutterstock