Op het einde van 2023 liep de pauze af die de Europese Commissie de lidstaten gunde om hun begroting op orde te krijgen. Dat betekent dat Europa de voorbije jaren omwille van de opeenvolgende crisissen (corona, Oekraïne, energie…) een oogje toekneep als lidstaten hun overheidsschuld of begrotingstekort wat hoger lieten oplopen. Maar daar komt nu een einde aan. Tegelijk gaan steeds meer stemmen op om niet terug te keren naar strenge besparingen.
Terecht, vindt ook Hielke Van Doorslaer, die als politiek econoom verbonden is aan de universiteit van Gent en de progressieve denktank Minerva. “De vraag die we ons moeten stellen is of de enge focus op het afbouwen van de schuld en het begrotingstekort nodig, wenselijk en doeltreffend is. En het antwoord op die drie vragen is eigenlijk ‘nee’. Dat zeg ik niet alleen. Steeds meer macro-economen zeggen hetzelfde. En dus is het nodig dat de Europese Commissie, de regeringsleiders en het Parlement de regels grondig hervomen.”
Is schuldafbouw nodig?
Hielke van Doorslaer: “Uiteraard mogen we de schulden niet laten exploderen. We moeten ze in de gaten houden. Maar de vrees voor een explosie is eigenlijk klein. De kans is groot dat de rente volgend jaar weer zal zakken, en dan neemt ook de rentelast af. In die context is een hoge overheidsschuld wel degelijk houdbaar. In aanloop naar het Maastrichtakkoord in 1992 heeft Europa beslist dat de schuld niet hoger mocht zijn dan 6O%. De belangrijkste reden voor dat cijfer was dat de Europese landen gemiddeld rond dat cijfer zaten. Maar Japan zit vandaag aan een schuldgraad van 255%. En dat is helemaal niet erg. Een land met 55% schuld staat er niet noodzakelijk veel rooskleuriger voor dan een land met 70% schuld. Het is echt wel wat complexer dan dat. Schuld moeten we niet enkel zien als een probleem, maar eerder als een deel van de oplossing. Doordat landen schulden kunnen maken kunnen ze een stabiel beleid voeren. Anders zou de overheid in goede tijden veel kunnen uitgeven aan collectieve voorzieningen zoals onderwijs of verkeersveiligheid, maar zou dat compleet instorten in tijdens van crisis.”
“Het Europese besparingsbeleid doet onze economie meer kwaad dan goed”
Is schuldafbouw wenselijk?
Hielke van Doorslaer: “Alweer nee. Door hard te besparen zetten we onszelf achteruit. Overheden moeten nu net investeren om de toekomst veilig te stellen. Onze internationale concurrenten zijn daar volop mee bezig. Landen als Japan en de Verenigde Staten investeren nu massaal in klimaataanpassingen en groen industrieel beleid. Als wij dat niet doen, omdat we zo graag onze schuld willen afbouwen, geven we alle toekomstige troeven weg aan andere landen, die zich geen schuldbeperkingen opleggen. Als wij dat wel blijven doen, organiseren we ons eigen verlies.”
Is schuldafbouw doeltreffend?
Hielke van Doorslaer: “De harde besparingen die we onszelf hebben opgelegd om de schuld af te bouwen in de jaren na de financiële crisis van 2010 hebben eigenlijk weinig zoden aan de dijk gezet, blijkt inmiddels uit economisch cijfermateriaal. De schuld is niet gedaald, maar burgers, bedrijven en overheden zijn wel verarmd. De besparingen hebben namelijk onze economische groei afgeremd. Een overheid moet investeren om te kunnen groeien en bloeien. Als je dat onmogelijk maakt door een streng besparingsbeleid, zet je de toekomst op het spel. Je hoort wel eens dat de overheid ‘als een goed huisvader’ niet meer mag uitgeven dan wat er binnenkomt. Maar dat is een misvatting. Het klopt voor gezinnen, maar niet voor overheden. Die moeten net verstandig investeren om daar op termijn de winsten van te kunnen plukken. Gericht investeren leidt naar meer jobs, meer belastinginkomsten, meer kansen op de internationale markt.”
Wat als Europa toch blijft inzetten op besparingen?
Hielke van Doorslaer: “Ofwel zal dan blijken dat er al snel aan de besparingsregels gemorreld zal worden. Vooral de sterkere landen zullen dan opnieuw sluipwegen vinden voor zichzelf – net zoals we zagen na de vorige financiële crisis. Belangrijke lidstaten als Duitsland en Frankrijk konden de regels altijd relatief gemakkelijk naast zich neerleggen. Ofwel belanden we terug in een stagnerende of zelfs afkalvende economie. Dan belanden we terug in een snelkookpan van onvrede, die mensen naar de politieke extremen duwt. Als we dat willen vermijden, zal Europa het geweer van schouder moeten veranderen. In het zicht van de reeks uitdagingen die voor ons ligt, is het niet wijs om opnieuw in te zetten op strenge besparingen en een ander resultaat te verwachten dan voorheen.”