“Hey mambo, mambo Italiano!” De olijke deun schalt uit de jukebox in een kroeg vol deerniswekkende lieden met ongezond haar en verpieterde pinten… Om maar te zeggen: Aki Kaurismäki heeft zijn voornemen om te stoppen met filmen naast zich neergelegd. Zes jaar na The Other Side of Hope zet Finlands grootmeester van de kleine film weer een onmiskenbaar Kaurismäki-eske tragikomedie neer. Een in gortdroge humor ingelegde romance over wegdeemsterende zielen die onder zijn milde oog niet verloren mogen gaan.
Hedendaags Helsinki, maar het had net zo goed 1982 kunnen zijn. Stille blondine Ansa werkt met een nulurencontract als vakkenvuller in een supermarkt, maar mag ophoepelen wanneer ze een vervallen koek mee naar huis wil nemen. Boomlange Holappa, die in een schrootbedrijf metalen onderdelen zandstraalt, krijgt de zak omdat hij geen half uur van de fles kan blijven. Wanneer de plaatselijke tenor in een karaokebar Schuberts Serenade aanheft, gaan de twee lichtjes voor elkaar smelten. Er komt een filmuitstapje van, naar de horrorpastiche The Dead Don’t Die van Jim Jarmusch. “Ik heb nog nooit zo hard gelachen”, concludeert Ansa. Maar als Holappa haar telefoonnummer kwijtspeelt, komt de prille liaison op losse schroeven te staan. En dan zijn er ook nog zijn drankzucht, de aanhoudende berichtgeving over de oorlog in Oekraïne en een (onzichtbaar) ongeluk…
Stilist Kaurismäki etaleert in Fallen Leaves – naar Préverts mooie chanson Les Feuilles mortes – royaal zijn cinefiele voorliefdes. En ondertussen blijft hij heerlijk toegankelijk vertellen. De Fin is hartverwarmend loyaal aan zijn ‘dode bladeren’, die hij, meedrijvend op een aanstekelijke soundtrack, met monkelend flegma, een zweem melancholie en onvoorwaardelijk mededogen in elkaars armen drijft. Het even kleurrijke als morsige universum en outré sfeertje van zijn film rijmt uiteindelijk perfect met het zuinige flesje schuimwijn dat Ansa zorgvuldig heeft uitgezocht voor een eerste etentje: piepklein, licht sprankelend, ongemeen koddig en een beetje onbeholpen, maar o zo lieflijk.
Recensie: xxx