Beter verdienende bedienden blijven langer actief
Met de regelmaat van een klok wordt in de media uit gebazuind dat ‘de ervaringsbarema’s moeten worden afgeschaft’. Want die leiden tot een te grote loonspanning tussen jongere en oudere werknemers, is het verhaal. En ze hebben tot gevolg dat oudere werknemers moeilijk aan de bak komen op de arbeidsmarkt. Klopt die bewering? Of zit het toch anders in elkaar?
Bert is 54 jaar en werkt al meer dan 25 jaar als uitvoeringstekenaar in een metaalbedrijf. Hij heeft een bruto maandloon van 3.200 euro. Door een reorganisatie verliest hij zijn job en moet hij op zoek gaan naar ander werk. Bert klopt aan bij ACV Puls met de vraag wat een rechtvaardig loon is voor een 54 jarige tekenaar.
Volgens de barema’s in de sector zou Bert recht hebben op een minimumloon van 2.304,86 euro per maand. Als we kijken naar de ‘marktwaarde’ van zijn functie – de reële lonen die anno 2020 werkelijk worden betaald door de Belgische bedrijven – verdient een 54 jarige tekenaar gemiddeld 4.020 euro per maand. In 25% van de bedrijven betalen ze voor die job minder dan 3.430 euro. Maar 25% van de bedrijven betaalt meer dan 4.448 euro. De mediaanwaarde van de markt – 50% van de bedrijven betaalt minder, 50% betaalt meer – is 3.993 euro. Het reële loon dat Bert verdiende (3.200 euro) is dus in vergelijking met de markt zeker niet te hoog. Hij kan dit zeker als vertrekbasis gebruiken om te onderhandelen met een nieuwe werkgever.
Schieten op ervaringsbarema’s is verkeerd
Als we de tewerkstellingsgraad van oudere arbeiders en bedienden bekijken, stellen we vast dat arbeiders vroeger de arbeidsmarkt verlaten, terwijl er net voor die groep werknemers geen anciënniteitsverhogingen bestaan. Andere elementen zoals de zwaarte van het werk, de combinatie werk en gezin, de mogelijkheid om in een landingsbaan te stappen of tijdskrediet op te nemen, en de beperkte toegang tot opleiding voor oudere werknemers spelen hier een rol. Een studie bij Nederlandse werkgevers toont ook aan dat vooral perceptieproblemen – de manier waarop ze worden ‘gezien’ – de oudere werknemers parten spelen.
Bij bedienden is de loonspanning tussen begin- en eindloon inderdaad groter dan bij arbeiders. Maar bedienden werken dikwijls langer dan arbeiders. Vooral de hoogopgeleide, beter verdienende bedienden blijven langer actief op de arbeidsmarkt. Bovendien is het gemiddeld loon van een arbeider aan het begin van de loopbaan vaak hoger dan dat van een bediende. Dat blijkt uit eerder onderzoek van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid.
Vaardigheden: gemengd beeld
Er zijn weinig studies die de link tussen productiviteit en leeftijd op individueel niveau in kaart brengen. Sommige vaardigheden of competenties verminderen zeker met de leeftijd (bijvoorbeeld de snelheid en fysieke kracht), maar andere nemen dan weer toe: de ervaring, de routine bij het uitvoeren van taken, de kennis die is opgebouwd over producten en methodes, het kennisnetwerk dat is opgebouwd in de onderneming en de sector.
In de praktijk zien we ook dat de automatische baremieke verhogingen op sector- en/of bedrijfsvlak meestal beperkt blijven tot 20 of 22 jaar anciënniteit. Over het algemeen zal een werknemer van 50 jaar of ouder dus geen jaarlijkse baremieke verhogingen meer krijgen. Nochtans zien we dat ook die oudere werknemers op de arbeidsmarkt vaak nog een loonsverhoging krijgen, net omdat zij andere competenties in de weegschaal leggen: hun ervaring, kennis en expertise, hun potentieel om collega’s te coachen, hun relationele vaardigheden.
De loonspanning bij bedienden moet met andere woorden dus sterk worden gerelativeerd, en dat geldt ook voor de stelling dat de loonspanning nadelig zou zijn voor de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers. Integendeel, het ‘recht’ op een hoger loon zal voor oudere werknemers juist een stimulans zijn om langer op de arbeidsmarkt actief te blijven.
Tijd om uit te waaien? ACV wil meer tijd voor gelijkheid!
Als het om tijd gaat, zijn we helemaal niet gelijk.
• Vrouwen verrichten nog altijd 2/3 van het huishoudelijk werk
• Vrouwen hebben minder vrije tijd dan mannen: ongeveer 25 vrije uren per week voor vrouwen en 30 voor mannen
• 43,5% van de vrouwen werkt deeltijds, tegenover maar 11% van de mannelijke werknemers
• Slechts 63% van de vrouwen heeft een volledige loopbaan, tegenover 70% van de mannen
• Deze ongelijkheden leiden er mee toe dat er nog altijd een loonkloof is van 21% en een pensioenkloof van 28% tussen vrouwen en mannen.
Om al die redenen voeren het ACV en ACV Puls in de maand maart opnieuw actie voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Op 8 maart nam de vakbond deel aan de Internationale Vrouwenmars in Brussels en het Women’s Strike Festival in Antwerpen.