Uitdagend idee in strijd tegen armoede
Zijn ze daar nu weer met hun ‘gratis geld’? Inderdaad, te pas en te onpas duiken allerlei voorstellen op die geïnspireerd lijken op één of andere vorm van een universeel basisinkomen. Jong ACV schuift de piste van een ‘startersinkomen voor jongeren’ naar voren en wil het debat hierover graag aanzwengelen.
Onlangs haalde de bekende progressieve econoom Thomas Piketty nog de internationale pers met zijn voorstel om een vermogensbelasting te koppelen aan een wel heel speciaal cadeau voor elke 25-jarige: 125.000 euro om een eigen zaak mee te starten of een woning mee te financieren.
Ook ACV-militanten zijn niet bang van een open en gezonde discussie over het basisinkomen. Eind 2017 werd hierover nagedacht in het kader van een reeks denkdagen, de “ACV Alternatieven”. Maar de potentiele voordelen leken toen niet op te wegen tegen de risico’s en de nadelen van de algemene invoering van een universeel basisinkomen. Toch werden enkele doelgroepen geïdentificeerd waarvoor een inkomensgarantie wél nuttig zou kunnen zijn. Jongeren bijvoorbeeld die de arbeidsmarkt betreden zonder werkervaring en opgebouwde rechten, wat voor hen een vergroot risico op armoede met zich meebrengt.
Inschakelingsuitkering
De federale regeringen van Elio Di Rupo (PS) en Charles Michel (MR) hebben de toegang verstrengd tot de inschakelingsuitkering, je weet wel: de ‘wachtuitkering’ waar werkzoekende jongeren in sommige gevallen een beroep op kunnen doen tot ze genoeg rechten hebben opgebouwd om een normale werkloosheidsuitkering te ontvangen. Als gevolg van de strengere regels verloren in januari 2015 meer dan 23.000 afgestudeerde werkzoekenden hun uitkering. Het idee: jongeren ertoe aanzetten om actiever op zoek te gaan naar een baan. Ondertussen werden de effecten onderzocht door de Nationale Bank. Resultaat: er is géén meetbare impact op het aantal werkende jongeren.
Wat we wél hebben kunnen meten en vaststellen is dat de welvaart van jongeren er blijkbaar sterk op achteruit gaat. 1 op 5 jongeren heeft nu al een risico op armoede. Daarmee is de leeftijdscategorie tussen 16 en 25 jaar de kwetsbaarste groep in onze maatschappij. Ook het aantal jongeren met een leefloon blijft toenemen, met een stijging met 42% tussen 2006 en 2019. Bij de andere groepen is die stijging beperkt of is er sprake van een daling.
Onzeker werk en studentenarbeid
Meer en meer jongeren worden tewerkgesteld met tijdelijke contracten. 42% van de interimcontracten gaat naar jongeren onder de 25. Daar zitten nog geen jobstudenten bij, waarvan het aantal overigens ook al jaren sterk groeit. Want ook studenten moeten almaar vaker een beroep doen op het OCMW om te kunnen overleven; het aantal werkgevers en werkuren per student stijgt. Deze evolutie blijkt ook uit de resultaten die deze jongeren behalen tijdens hun studies.
Een bevraging eind 2018 onder 4.655 van de jonge ACV-leden wond er geen doekjes om:
• 78% is bang om de huidige job te verliezen
• 75% maakt zich zorgen over de toekomst
• 50% van de werkzoekende jongeren verkeert in een slechte tot zeer slechte financiële situatie
Startersinkomen voor jongeren
In november 2019 gaf het ACV-congres de opdracht om samen met Jong ACV op zoek te gaan naar manieren om de financiële autonomie en inkomenszekerheid bij jongeren te versterken. Een voorstel dat alvast aandachtig wordt bekeken is de aanpak waarbij onze sociale zekerheid een uitkering zou regelen die jongeren moet ondersteunen in de eerste jaren van hun volwassen leven.
Wat is het idee? Voer de wachtuitkering opnieuw in zoals ze oorspronkelijk was voorzien en trek ze open voor studenten. Zorg ervoor dat je niet wordt gestraft voor het vinden van vast werk, maar hou tegelijk rekening met de typische tijdelijkheid van startersjobs. Dat kan door het bedrag van deze uitkering geleidelijk af te bouwen naarmate men meer inkomsten heeft.
“Geef alle jongeren tussen 18 en 25 jaar een onvoorwaardelijke uitkering”
Dit ‘startersinkomen’ moet ervoor zorgen dat de keuze om al dan niet voort te studeren niet afhankelijk is van het gezin waarin een jongere opgroeit. Het moet jongeren die op de arbeidsmarkt terecht komen een sterkere onderhandelingspositie geven en een basis van waaruit ze bijvoorbeeld de sprong kunnen wagen om met een eigen zaak te starten of een project uit te bouwen.
Geen ‘gratis geld’ dus, maar een investering in de jeugd waar de maatschappij in de toekomst ook de vruchten van zal plukken.
Sleutelvragen in heel dit debat: heeft elke jongere recht op hetzelfde startersinkomen of moeten we rekening houden met de gezinssituatie? En hoeveel moet deze uitkering dan bedragen? Die punten zullen in elk geval moeten worden uitgeklaard voor er rond dit voorstel een draagvlak kan groeien dat groot genoeg is.