… is een deel van het antwoord
Wie in een goed milieu ter wereld komt, heeft nog altijd de meeste kans op een goede opleiding en dito baan. Vooral leerlingen uit gezinnen in armoede zijn de klos: zij raken ontmoedigd en verlaten vroegtijdig de school. Eén van de antwoorden om vroegtijdige schooluitval te voorkomen is ‘duaal leren’. Daarbij volgen jongeren een deel van hun opleiding op de werkvloer. Zo is de band tussen opleiding en werk duidelijker: je ziet waarvoor je leert. Jongeren krijgen ook een beter, op ervaring gebaseerd idee van wat werken is. Maar is dat wel genoeg en werkt het voor iedereen?
In Zwitserland heeft duaal leren veel succes en zijn de resultaten veelbelovend. Slechts 5% van de jongeren verlaat daar het onderwijs zonder diploma. Bovendien sluit een keuze voor duaal leren niet uit dat je voort studeert. Zo gaat in Zwitserland de helft van de jongeren aan de slag in hun stagebedrijf, een kwart stroomt door naar een arbeidsmarktgerichte bacheloropleiding aan een hogeschool. Duaal leren trekt vooral goede leerlingen aan, zo’n 80% van de jonge Zwitsers geeft aan dat duaal leren hun eerste keuze is.
Er zijn al verschillende systemen die opleiding en werk combineren, maar nu komt er een totaaloplossing. De Vlaamse overheid wil van duaal leren een volwaardig alternatief maken waar jongeren bewust voor kiezen, zoals dit in Duitsland en Zwitserland bestaat. Het mag niet langer een tweede keuze zijn of het resultaat van het ‘watervalsysteem’. Momenteel lopen er bij ons proefprojecten met 125 leerlingen in 34 scholen. Ook werkgevers en vakbonden zien duaal leren zitten. Werkgevers krijgen goedkope arbeidskrachten van wie sommige na hun opleiding in dienst kunnen komen. Vakbonden zien in duaal leren een goed instrument in de strijd tegen schooluitval en kansarmoede.
Ei van Columbus?
Duaal leren is niet het ultieme antwoord op schoolmoeheid en schooluitval. Om te beginnen komt de ‘totaaloplossing’ te laat in het schooltraject. De basis van kennis wordt al in de lagere school gelegd en dáár begint de differentiatie van leerlingen al. Goed begonnen, is half gewonnen, maar dat geldt alleen voor de rijkere leerlingen uit een beter milieu: zij beginnen met een voorsprong.
Bovendien leeft de vrees dat duaal leren sterkere leerlingen aantrekt en dat kwetsbare jongeren uit de boot vallen. Het is dus geen oplossing voor iedereen en verkleint daardoor de kansenongelijkheid niet. Zo zou slechts 1 op de 6 leerlingen in het huidige deeltijds onderwijs terecht kunnen in het duaal leren. Lieven Boeve, de topman van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, zegt hierover: “De doelgroep van het duaal leren zijn jongeren die voltijds naar school gaan, niet schoolmoe zijn en arbeidsrijp. De leerlingen in het systeem van leren en werken zijn in veel gevallen wel schoolmoe en niet meteen arbeidsrijp. Niet alle jongeren zullen dus aan de verwachtingen van werkgevers voldoen. Zij dreigen uit de boot te vallen. Hen weer inschakelen in het voltijds onderwijs biedt geen oplossing”.
Verder hebben niet alle opleidingen een praktische inhoud die ook in een bedrijfs- en werkcontext kan worden geleerd. Duaal leren is geen oplossing voor een 16-jarige die zucht onder de portie Grieks en Latijn die hij onder de knie moet krijgen en er na 4 jaar van begint te balen. Een accusativus cum infinitivo-constructie is nu eenmaal niet cool. Hoe abstracter de stof, des te moeilijker die in een praktische context te leren is.
Ten slotte is het geen wonder dat sommigen struikelen en dat schoolmoeheid, spijbelen en schooluitval in deze leeftijdsfase zo veel voorkomen. We zetten jonge mensen van 12 tot 18 jaar vast tussen vier muren als zij het drukst, het beweeglijkst en het energiekst zijn. We verwachten dat ze braaf de lessen volgen en er iets van opsteken. School is eigenlijk saai en er is zoveel afleiding… Bijna alles is interessanter dan de leerstof: de smartphone, films, festivals, alles twittert en tettert om aandacht. Het is de tijd om zich voor het eerst bezig te houden met existentiële vragen als: ‘Wie ben ik?’, ‘Wie zijn de anderen?’, ‘Hoe krijg ik een lief?’, ‘Hoe hou ik het vol?’, ‘Wat heeft het voor zin? Vragen waarop alleen vastgeroeste volwassenen het antwoord weten. En wie zou willen beweren dat zij nooit struikelen?