De werkgever is niet verplicht om het gewaarborgd loon te betalen wanneer de werknemer tijdens een periode van tijdelijke werkhervatting ziek wordt of een ongeval krijgt. Ongeacht of het gewaarborgd loon al dan niet volledig werd betaald door de werkgever tijdens de eerste arbeidsongeschiktheid. De werknemer valt in dat geval meteen terug op de uitkering van het ziekenfonds. We spreken in dit geval van een ‘neutralisering van het gewaarborgd loon’.
Is er sprake van een beroepsziekte of een arbeidsongeval tijdens de periode van progressieve werkhervatting? Dan moet de werkgever wel het gewaarborgd loon betalen. Wordt de werknemer opnieuw arbeidsongeschikt als gevolg van de oorspronkelijke ziekte – de ziekte waarvan hij is hersteld alvorens weer aan het werk te gaan? Of gaat om het om een heel andere ziekte of een ongeval? Dat maakt allemaal geen verschil.
De wetgever wil vermijden om werkgevers te ontmoedigen om re-integratietrajecten toe te passen.
Samengevat zijn er eigenlijk twee situaties:
- Heeft de adviserende arts van het ziekenfonds de toestemming gegeven om het werk progressief te hervatten? Dan moet de werkgever géén gewaarborgd loon betalen. Een bijkomende voorwaarde is dat de arbeidsongeschiktheid tijdens de periode van hervatting van aangepast of ander werk een gevolg is van een ziekte of ongeval (maar geen beroepsziekte of arbeidsongeval).
- Heeft de werknemer het werk progressief hervat zonder akkoord van de adviserende arts? Dan moet de werkgever wél het gewaarborgd loon betalen. Deze situatie wordt namelijk gezien als een ‘onderbreking van de periode van arbeidsongeschiktheid’ en als een wijziging van de arbeidsovereenkomst in een deeltijdse overeenkomst. Bij een nieuwe volledige ongeschiktheid na de gedeeltelijke hervatting moet de werkgever opnieuw het gewaarborgd loon betalen.