Voor de notarisbedienden (paritair comité 216) is er sinds begin oktober een nieuwe sectorovereenkomst. Op het vlak van de koopkracht gaan de notarisbedienden erop vooruit. Hun werkgevers kunnen kiezen uit 4 opties om de extra koopkracht in te vullen.
Optie 1 voorziet dat de werkgever zijn patronale bijdrage in de maaltijdcheques met 3 euro verhoogt, en dat vanaf 1 november 2017. Volgens optie 2 wordt het bedrag van de ecocheques met 100 euro opgetrokken, gekoppeld aan de uitbetaling van een premie. Optie 3 gaat over een verhoging van het bedrag voor ecocheques met 250 euro, opnieuw gecombineerd met een premie. En er is zelfs een vierde optie, waarbij een jaarlijkse premie wordt uitgekeerd. Als de werkgever voor 31 oktober 2017 geen keuze maakte, wordt ervan uitgegaan dat hij optie 4 zal toepassen.
Dit jaar heeft elke notarisbediende recht op 2 opleidingsdagen. In 2018 stijgt dit naar 3 opleidingsdagen. Het sectorakkoord bevat ook afspraken over de ‘eindeloopbaan’ en oudere werknemers, mobiliteit (een hogere fietsvergoeding) en inspanningen om de statuten van arbeiders en bedienden voort te harmoniseren. Voor de eindeloopbaan is het zo dat de oudere werknemer 1 dag extra verlof krijgt vanaf zijn 60ste. Daar komt nog een tweede dag extra verlof bij vanaf 62 jaar. En op 64 jaar is nog een derde dag bijkomend verlof voorzien.
Er zijn ook sectorafspraken over tijdkrediet met motief en landingsbanen. Op het vlak van outplacement wordt een werkgroep samengesteld om uit te maken met welk outplacementbureau in de sector kan worden samengewerkt.
Voor de werknemers uit ‘risicogroepen’ wordt ook in 2017-2018 een bijzondere inspanning gedaan. Die inspanning komt neer op 0,10% van de loonmassa, te rekenen vanaf 1 januari 2017. Deze uitgave wordt betaald via het Fonds voor Bestaanszekerheid.
Er is ook een cao SWT (brugpensioen), die nog loopt tot 31 december 2017. Overeenkomstig de wettelijke regels kan je als notarisbediende op je 60ste met SWT gaan. De aanvullende vergoeding voor iemand die deze keuze maakt stemt overeen met 60% van het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering.