Yorn Theary (24) werkt sinds vier jaar in de Din Han-fabriek in Cambodja, waar onder meer kleding voor Adidas wordt geproduceerd. Ze werkt tien tot twaalf uur per dag, zes dagen per week. Inclusief overwerk verdient ze nog geen 180 euro per maand.
In het voorjaar van 2015 besloot Yorn Theary een lokale afdeling van de vakbond C.CAWDU – partner van ACV en Wereldsolidariteit – op te richten. “We stonden in die tijd onder grote druk van het management. Onze ploegbazen scholden ons uit en werden ontzettend kwaad wanneer je een kleine fout maakte. We hadden al eerder een vakbond in de fabriek, maar die deed niets voor de arbeiders. We bedachten dat we een nieuwe vakbond nodig hadden om voor onze rechten op te komen.”
Ik zou graag willen dat de grote sportmerken de echte situatie zouden kennen
Die beslissing werd Theary niet in dank afgenomen. Het management ontsloeg de productieleidster van de snijafdeling, iets wat fabrieken gemakkelijk doen wanneer arbeiders zich aansluiten bij een onafhankelijke vakbond. “Ze zeiden dat er geen werk meer voor me was, maar dat sloeg nergens op. We hadden het ontzettend druk en moesten elke dag overwerken om het werk af te krijgen. De echte reden voor mijn ontslag was dat ik een vakbond had opgericht.”
Moeilijke omgeving
Een poging van C.CAWDU om Theary weer aan de slag te krijgen via het ministerie van Werk mislukte. Pas nadat de vakbond Adidas had aangespoord om in gesprek te gaan met de fabriek, werd de vrouw weer aangesteld. Nu heeft ze het recht om namens de vakbond voor haar collega’s op te komen. “Het is ontzettend lastig om iets te organiseren. Ik word continu in de gaten gehouden en soms maken ze foto’s van me wanneer ik met een collega sta te praten. Ze maken het me zo moeilijk mogelijk om meer collega’s lid te maken van de vakbond. We hebben nu 420 vakbondsleden in de fabriek. Maar met tweeduizend arbeiders in de fabriek is dat vaak niet genoeg om een vuist te maken.”
Net als veel van haar collega’s betwijfelt Theary of merken als Adidas, Puma en Reebok genoeg op de hoogte zijn van de echte situatie in de fabrieken. “Ik zou graag willen dat zij de echte situatie zouden kennen. Als de merken ervoor zorgen dat wij een goed minimumloon hebben, hoeven wij niet langer iedere dag over te werken om te overleven.”
De arbeidster slaakt een zucht. In juni beviel ze van haar tweede kind. Het baby’tje was niet erg gezond en stierf een maand na de geboorte. “Een dag vóór de geboorte stond ik nog in de fabriek. Omdat het er smerig is en er een slecht klimaat heerst, had ik in die tijd vaak maagproblemen. Volgens de dokter heeft dat mijn kind het leven gekost.”