Vakbond moet er ook voor flexwerkers zijn
Het is zo simpel: via een platform, zeg maar een website, breng je vraag en aanbod samen. Dat platform is de markt waarop de klant rechtstreeks een bepaald product of dienst bij de aanbieder betrekt. Meer is er niet nodig. Inmiddels heeft de zogeheten platform-economie een hoge vlucht genomen. Denk maar aan Airbnb (voor kamers), Uber (voor vervoer) en Zalando (voor kleren en schoenen). Platformen zijn zo in trek omdat ze grote groepen aanbieders en vragers bij elkaar brengen en de keuze aan producten en diensten vergroten; ze vergroten de concurrentie waardoor de prijzen dalen.
Sommige platformen zijn begonnen als sympathieke initiatieven zonder winstoogmerk. Je ruilt een kamer of je deelt je spullen met anderen. Maar de meeste en grootste platformen zijn nu heuse kapitalistische multinationals met grote gevolgen voor de werkgelegenheid, de regelgeving en de ruimtelijke ordening. Wat is het antwoord van de vakbond op dit ‘business model’?
Perverse mobiliteit en sociale verdringing
Hoe digitaal en virtueel ook, de platformeconomie heeft grote gevolgen op ruimtelijk gebied. Meer en meer zelfstandigen in stadscentra sluiten hun deuren. We kunnen immers bijna alles vanuit onze luie zetel elektronisch bestellen en hoeven de deur niet meer uit. We gaan nog naar een winkel om een paar schoenen te passen en bestellen het elektronisch goedkoper via een platform. Bestelwagens rijden af en aan om pakjes te bezorgen. Een trend die nog wordt versterkt doordat 70 procent van de bestellingen wordt geretourneerd. Vanuit ecologisch perspectief leidt de platformeconomie tot een perverse mobiliteit.
Maar daar stopt het niet, de pIatformeconomie leidt ook tot sociale verdringing. In de stadscentra van bijvoorbeeld Londen en Amsterdam staan het hele jaar complete straten te huur op platformen. Kamers verhuren aan toeristen levert nu eenmaal veel meer op dan verhuren aan studenten of mensen met lage inkomens. Rijke mensen kopen complete panden en betalen hun hypotheek af door de kamers te verhuren. Hotels kunnen vaak niet concurreren met de aangeboden kamers, want anders dan Airbnb moeten zij zich houden aan allerlei overheidsvoorschriften. Het sociaal weefsel is aan flarden, nu veel straten in de binnensteden alleen nog kort worden verhuurd aan een steeds veranderende verzameling buitenlanders. Veel steden hebben ondertussen maatregelen genomen waardoor kamers slechts voor een beperkte periode via platformen mogen worden verhuurd; de steden willen ook beter controleren of kamers voldoen aan de veiligheidseisen. Toch is deze ontwikkeling heel snel gegaan en zal ze niet zo snel terug te draaien zijn.
Parasitair gedrag
Een bedrijf als Airbnb vraagt zowel aan de huurders (3 procent) als aan de verhuurders (6 tot 12 procent van het betaalde bedrag) een bijdrage. Het bedrijf maakt winst op de transactie, zelf produceert het zo goed als niets, het creëert alleen een platform waar huurders en verhuurders elkaar ontmoeten. Kosten heeft Airbnb nauwelijks. Logisch, want ze zijn niet onderhevig aan de huurwetgeving of de veiligheidsvoorschriften waaraan hotels moeten voldoen. Bovendien zoeken huurders en verhuurders elkaar uit eigen beweging op, promoten zichzelf en controleren elkaar. Vandaar dat Airbnb op een omzet van 900 miljoen en met 60 miljoen gebruikers nog geen 2.400 mensen te werk stelt. Huurders en verhuurders doen het echte werk, de medewerkers van Airbnb faciliteren hun relatie alleen maar. Kortom, de platformeconomie parasiteert op de interactie tussen de leden die actief zijn op het platform en schept naar verhouding weinig nieuwe banen.
Flexwerk in plaats van vast werk
Er is de afgelopen jaren veel vast werk verloren gegaan en het eindpunt van deze ontwikkeling is nog niet in zicht. Veel zaken kunnen we nu door de digitalisering zelf op een platform voor elkaar krijgen. Fotoalbums kan je rechtstreeks via een platform maken, je hoeft er niet voor naar de fotograaf. Reizen boek je elektronisch, je hoeft er niet voor naar het reisbureau. Je zet je cv op een vacaturebank, zonder tussenkomst van een uitzendbureau. Wie gaat nog naar de bank?
Velen vinden een baantje op een website en zien het als een fijne bijverdienste. Maar zo onschuldig is het niet wanneer die klussen ten koste gaan van reguliere banen. Misschien verdwijnen vaste banen wel, en worden we allemaal zelfstandigen. Iedereen ondernemer! Straks zitten we allemaal thuis op een schermpje te staren naar de platformen waarop we actief zijn. In zo’n flexibele samenleving is echt contact niet de bedoeling.
Hoe dan ook stijgt het aantal flexwerkers zienderogen. In de meeste Europese landen bedraagt flexwerk nu tussen de 15 en 30 procent van de werkgelegenheid. In België gaat het om 22 procent (14 procent zelfstandigen en 8 procent tijdelijken) en in Nederland om maar liefst 33 procent (15 procent zelfstandigen en 18 procent tijdelijken). Een andere indicatie is dat van de bijna 600.000 kmo’s in Vlaanderen zowat 86 procent niemand in dienst heeft, het zijn eenmanszaken van freelancers en consultants.
Velen vinden een baantje op een website en zien het als een fijne bijverdienste. Maar zo onschuldig is het niet wanneer die klussen ten koste gaan van reguliere banen.
In de platformeconomie zijn arbeidscontracten vaak tijdelijk en deeltijds zodat werknemers contracten moeten bijeensprokkelen om een redelijk inkomen te verdienen. De arbeidstijden van verschillende contracten sluiten zelden op elkaar aan, met onregelmatige werktijden tot gevolg. Nachtwerk ‘moet kunnen’ want 40 procent van de Belgen shopt ’s avonds en ’s nachts online. Steeds staan flexwerkers voor de ‘uitdaging’ om hun arbeid te plannen en nieuw werk te zoeken. Er is geen comfortzone. Velen vinden het stresserend en zo’n 80 procent verkiest een vaste baan. Juist door hun gebrekkige, onvolledige en kortdurende contracten is ook de sociale zekerheid van flexwerkers beperkt, je bouwt immers geen rechten op. Het minste wat je kunt zeggen is dat de platformeconomie nauwelijks bijdraagt aan de sociale zekerheid en risico’s bij de flexwerkers legt.
Flexwerk erodeert de reguliere arbeidsmarkt. De toename van het flexwerk gaat niet alleen ten koste van het aantal vaste banen, dit leidt er ook toe dat de arbeidswetgeving steeds meer vormen van flexibiliteit mogelijk maakt of vergemakkelijkt. Kijk maar naar de Wet Peeters.
‘Race to the bottom’
Volgens ondernemers is flexwerk noodzakelijk: de arbeid van de toekomst vraagt steeds meer flexibiliteit. Ondernemers moeten zich kunnen aanpassen aan steeds sneller veranderende markten en dus veranderen ook hun arbeidsbehoeften steeds sneller. Bovendien verlost flexwerk ondernemers van ‘lastige vakbonden en stakingen’. Ten slotte laten tegendraadse en uitgebluste werknemers zich snel en goedkoop zonder opzegvergoeding vervangen.
Maar er gaan in Nederland ook stemmen op dat het flexwerk té ver is doorgeschoten. Zowat 1 miljoen flexwerkers zou volstaan, de rest is te verklaren door imitatie: als een bepaald bedrijf ermee begint, gaan zijn concurrenten het ook doen. Vaste banen worden omgezet in flexibele, van het omgekeerde is maar zelden sprake. Flexwerk is dus geen opstap naar een vaste baan, het kan mensen jarenlang in nepstatuten houden. Het grote gevaar is de race to the bottom: er komen almaar meer flexjobs, en de meest flexibele en goedkoopste kandidaat krijgt de job.
Een ontwikkeling die nog wordt versterkt doordat platforms zich weinig aantrekken van landsgrenzen. Nu al zijn er sites waar informatici wereldwijd concurreren om bepaalde IT-diensten aan te bieden. Digitalisering, globalisering en platformeconomie gaan hand in hand. Het resultaat is een neerwaartse spiraal van steeds meer concurrentie en steeds slechtere arbeidsvoorwaarden. Vakantiedagen? Vakantiegeld? Gezondheidszorg? Daar moet je zelf voor zorgen. Behalve de arbeidsvoorwaarden staan ook andere regels, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en productkwaliteit, onder druk. Vrijhandelsakkoorden als TTIP, die regels vooral opvatten als een handelsbelemmering, zullen de platformeconomie nog verder aanjagen.
Wat kan de vakbond doen?
In feite belanden we met flexwerk terug in de 19de eeuw: we worden weer per uur, stuk of dienst betaald. We staan op een platform zoals we vroeger aan de poort van een fabriek stonden te wachten op werk. Wat is een platform anders dan een prikbord vol baantjes? Als gevolg hiervan zijn flexwerkers individualistisch ingesteld, ze onderhandelen zelf over hun contract met de werkgever en trachten voor zichzelf het onderste uit de kan te halen. Op het eerste gezicht lijkt de vakbond hen weinig te bieden te hebben. Vakbonden proberen immers de collectieve rechten van werknemers te verbeteren. De vakbonden hebben vaak nog geen passend antwoord op de opkomst van het flexwerk. We zien dan ook dat in Nederland het aantal leden van vakbonden is verminderd met de opkomst van het flexwerk.
Toch hebben juist flexwerkers àlle belang bij een sterke vakbond. Alleen collectief kunnen ze betere arbeidsvoorwaarden krijgen, dat was in de 19de eeuw niet anders. Denk bijvoorbeeld aan een bepaalde minimale vergoeding waar de aangesloten leden niet onder gaan zitten. De vakbond kan dan optreden als gilde van een bepaalde beroepsgroep, ze maakt dan collectieve minimale afspraken waaraan iedereen zich houdt. Maar de Europese Unie ziet dit als ‘prijsafspraken die de vrije concurrentie verstoren’.
Aan het grootste probleem van flexwerkers, het ontbreken van sociale zekerheid, kan de vakbond tegemoet komen door collectieve, sociale verzekeringen te organiseren, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg, werkloosheid en pensioen. Wie zich als individu verzekert, betaalt immers veel meer premie dan wie als groep naar een verzekeringsmaatschappij stapt. De vakbond kan dus een bemiddelende en organiserende rol spelen voor de sociale zekerheid van flexwerkers. Met name in Zweden hebben de vakbonden op dit gebied veel succes.
Omgekeerd heeft de vakbond er alle belang bij om er ook te zijn voor flexwerkers, al is het maar omdat ze zo in opmars zijn en de vakbond haar achterban niet mag verliezen. Bovendien is flexwerkers organiseren de enige manier om de race to the bottom te keren die uiteindelijk ook ten koste gaat van de rechten van de traditionele jobs. Vakbonden verdedigen ten slotte de rechten van alle werknemers, en dat lukt alleen door geen enkele groep uit te sluiten.